Van álle (mede-)beleidsbepalers moet vóór aanstelling de betrouwbaarheid worden vastgesteld

Op 28 december 2018 heeft de AFM aan een voormalig dagelijks beleidsbepaler in privé een boete opgelegd van € 50.000. Aanleiding hiervoor was dat de onderneming een (andere) persoon als beleidsbepaler had laten functioneren zonder dat de betrouwbaarheid van deze andere persoon door de AFM was vastgesteld.

 

Zonder vaststelling betrouwbaarheid geen benoeming

Een financiële onderneming mag pas tot benoeming van een:

  • mede-beleidsbepaler
  • beleidsbepaler
  • dagelijks beleidsbepaler

overgaan nadat de AFM heeft uitgesproken dat de betrouwbaarheid van de betreffende persoon voor de AFM buiten twijfel staat.  Ten aanzien van de dagelijks beleidsbepaler geldt als aanvullende voorwaarde dat naast diens betrouwbaarheid ook diens “geschiktheid” moet worden vastgesteld. Ter voorkoming van misverstanden: de eisen van “geschiktheid” zijn andere eisen dan de eisen van “vakbekwaamheid” die gelden voor natuurlijke personen die adviseren.

Dagelijks beleidsbepaler laat illegale situatie toe
In deze boeteoplegging betreft het een dagelijks beleidsbepaler van wie de betrouwbaarheid en geschiktheid door de AFM is getoetst. Gedurende enige tijd is er echter een tweede persoon aanwezig die zich materieel naar buiten gedraagt op een zodanige wijze dat gesteld kan worden dat deze ook het beleid van de onderneming (mede) bepaalt. Van deze persoon was echter niet vooraf diens betrouwbaarheid door de AFM vastgesteld.

De AFM verwijt de dagelijks beleidsbepaler deze illegale situatie te hebben laten voortbestaan.

Wanneer in privé aanspreekbaar?
Indien een natuurlijk persoon binnen een onderneming leiding geeft aan een verboden gedraging kan de AFM, naast de onderneming ook deze natuurlijke persoon een boete opleggen, indien wordt voldaan aan drie criteria, te weten:

  1. De natuurlijke persoon was op de hoogte van de verboden gedraging door de rechtspersoon althans hij heeft bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de verboden gedraging zich zou voordoen’;
  2. De natuurlijke persoon was bevoegd en redelijkerwijs gehouden die verboden gedraging te voorkomen en/of te beëindigen;
  3. De natuurlijke persoon heeft nagelaten maatregelen te treffen om de verboden gedraging te voorkomen of te beëindigen.

In dit boetebesluit verwijt de AFM de dagelijks beleidsbepaler te hebben toegelaten dat een andere persoon zich materieel als dagelijks beleidsbepaler opstelt zonder dat de onderneming eerst aan de AFM had verzocht uit te spreken of de betrouwbaarheid van deze persoon voor de AFM buiten twijfel staat. Het basisbedrag van de boete voor deze schending van de wet bedraagt 2 miljoen euro. Gelet op de persoonlijke draagkracht van de betreffende dagelijkse beleidsbepaler (die ten tijde van het opleggen van de boete niet meer bij de onderneming werkzaam was) wordt de boete door de AFM verlaagd naar € 50.000.

Franchisenemers krijgen recht op vergoeding goodwill bij einde overeenkomst

Binnen de financiële sector zijn meerdere franchise formules actief. Wijziging van boek 7 BW introduceert belangrijke verbeteringen van de rechtspositie van franchisenemers. In dit artikel gaan wij in op een aantal van de belangrijkste wijzigingen.

 

Franchise
In Nederland zijn circa 800 franchise formules actief, met ruim 30.000 franchisevestigingen. Franchise ondernemingen verschaffen werk aan ruim 300.000 mensen en de jaarlijkse omzet ligt boven € 30 miljard. Ook binnen de financiële sector zijn meerdere franchise formules actief.

Wetsontwerp ter consultatie
Het Kabinet wenst de rechtspositie van de franchisenemers te beschermen. Hiervoor is een wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek voorzien. Het wetsontwerp ligt momenteel ter consultatie. Tot 31 januari 2019 kan eenieder hierop reageren. Meer informatie:  https://www.internetconsultatie.nl/wet_franchise

Invoering vergoeding goodwill
Het voorgestelde artikel 7:919 lid 1 b BW introduceert de verplichting aan de franchisegever om bij beëindiging van de samenwerking aan de franchisenemer een financiële vergoeding te verstrekken, voor zover is vastgesteld dat er sprake is van goodwill en deze redelijkerwijs ook is toe te rekenen aan de franchisenemer.

Wijziging overeenkomst
De rechtspositie van de franchisenemer wordt verder versterkt. In artikel 7:919, lid vier, wordt bepaald dat de franchisegever bij een wijziging van de franchiseovereenkomst, die aanzienlijke gevolgen heeft of kan hebben voor de exploitatie van de franchiseformule, voorafgaande instemming vraagt van:

  • een twee-derde meerderheid van het vertegenwoordigend orgaan van de franchisenemers indien een dergelijk orgaan aanwezig is, of
  • elke individuele franchisenemer jegens wie de franchisegever de wijziging wil doorvoeren en die de gevolgen daarvan ondervindt of dreigt te ondervinden.

Concurrentiebepaling
In het voorgestelde artikel 7:919 lid 3a BW is bepaald dat een beding in de franchiseovereenkomst dat de franchisenemer beperkt in zijn bevoegdheid om na het einde van de franchiseovereenkomst op zekere wijze werkzaam te zijn, slechts geldig is indien het de duur van één jaar na het einde van de franchiseovereenkomst niet overschrijdt.

Het wetsontwerp is via de volgende link te downloaden:

Voorontwerp Wet franchise

De hoofdlijnen van de veranderingen worden belicht in een actualiteitsbijeenkomst die Bureau DFO hierover organiseert. Klik hier voor meer informatie

Reorganiseren: een kwestie van organiseren (nr. 18)

Het gaat goed met de economie. Dat is overal te merken. Meer vrachtverkeer, meer files en er wordt meer geld uitgegeven. Over het algemeen zijn er ook meer banen te vinden en hebben bedrijven het zelfs moeilijk om het juiste personeel te vinden of aan boord te houden. Maar ondanks winstgevende resultaten kan er behoefte bestaan om binnen uw onderneming organisatorische wijzingen door te voeren. Bijvoorbeeld om processen te verbeteren en (nog) efficiënter te gaan werken. Of om meer focus op bepaalde activiteiten te houden en andere activiteiten af te stoten.

Het is een misverstand dat u alleen mag reorganiseren als er sprake is van rode cijfers. De ondernemer heeft vrijheid om zijn bedrijf zo in te richten als hij het meest efficiënt en wenselijk acht. Ook in goede tijden. De loodgieter mag het dak repareren voordat het (weer) lek raakt. En u mag ook besluiten van koers te veranderen en dus voor een ander soort dak kiezen. Ook als dit een verlies van arbeidsplaatsen tot gevolg heeft.

Er gelden wel spelregels bij een reorganisatie met personele consequenties. De belangrijkste op een rij:

Onderbouwen
Hoewel ondernemersvrijheid een groot goed is, mag u niet zomaar besluiten bepaalde functies op te heffen en de in die functies werkzame medewerkers te ontslaan. Daar moet wel een plausibel verhaal aan ten grondslag liggen. Zorg dus voor een weloverwogen besluit dat zoveel mogelijk kan worden gestaafd met cijfers en prognoses. U moet aannemelijk maken dat de gewenste organisatorische veranderingen tot het verlies van bepaalde arbeidsplaatsen leidt.

Ontslagvolgorde
U mag niet zomaar kiezen wie u ontslaat. Gaat het om verval van een arbeidsplaats in een uitwisselbare functie die door meerdere personen wordt uitgeoefend, dan moet u op basis van een door de wet voorgeschreven volgorde bepalen wie uiteindelijk voor ontslag in aanmerking komt. Eerst moet afscheid worden genomen van uitzendkrachten, oproepkrachten en AOW’ers. Dan van werknemers met een contract voor bepaalde tijd. Pas dan zijn de werknemers met een contract voor onbepaalde tijd aan de beurt. Op deze mensen past u het afspiegelingsbeginsel toe. Dit houdt in dat de werknemers op basis van leeftijd worden ingedeeld in groepen. Het ontslag valt in de leeftijdscategorie waarin de meeste werknemers werkzaam zijn. De persoon met het kortste dienstverband in die categorie komt het eerst voor ontslag in aanmerking.

Herplaatsen
Voordat een werknemer wegens bedrijfseconomische- of organisatorische redenen mag worden ontslagen, moet u onderzoeken of hij kan worden herplaatst in een andere functie. Is er een geschikte functie die wordt vervuld door een werknemer met een contract voor bepaalde tijd dat binnen 26 weken eindigt, dan moet u daar eerst afscheid van nemen en de werknemer van wie de functie vervalt herplaatsen. Vallen er meer ontslagen en zijn 2 of meer werknemers even geschikt voor een beschikbare functie, dan mag u kiezen wie u wilt herplaatsen. Een functie is geschikt als deze past bij de opleiding, capaciteiten en werkervaring van de werknemer, of als de functie binnen een redelijke termijn geschikt kan worden. Als redelijke termijn moet u uitgaan van de opzegtermijn die u in acht moet nemen voordat u de arbeidsovereenkomst kunt opzeggen. Is het bedrijf onderdeel van een concern, dan moet u ook binnen de andere ondernemingen binnen het concern de herplaatsingsmogelijkheden onderzoeken.

Opzeggen
Als u de arbeidsovereenkomst van een of meer werknemers wilt opzeggen wegens bedrijfsorganisatorische redenen, moet u daarvoor toestemming vragen aan UWV. Als UWV de toestemming verleent en u de arbeidsovereenkomst opzegt, bent u de transitievergoeding verschuldigd als de werknemer 24 maanden of langer in dienst is geweest.

 


Anders Arbeidsrecht​

Deze mailing is een samenwerking van Bureau DFO en Anders Arbeidsrecht. Bij Anders Arbeidsrecht kunt u terecht voor praktisch advies op het gebied van arbeidsrecht en personeelsbeleid. Naast adviseren, bemiddelen en procederen, verzorgen wij (inhouse) cursussen over het arbeidsrecht in brede zin.

Vragen
Zit u ook met een vraag over arbeidsrecht? Leg uw casus aan ons voor via arbeidsrecht@dfobv.nl. ​Is uw vraag complex van aard, dan kunnen wij u doorverwijzen of tegen een nader te bepalen tarief uw casus beantwoorden.

Met vriendelijke groet,
Bureau DFO en Anders Arbeidsrecht

Beiden fout. Maar welke bestuurder is aansprakelijk? nr. 19

De ene automobilist rijdt achteruit een parkeerhaven uit. Een andere automobilist rijdt met een auto in een voor hem verboden rijrichting. De achteruitrijdende automobilist komt hierbij in botsing met deze andere auto.

Van beide automobilisten in deze casus kan gesteld worden dat ze een fout maakten. Maar welke fout wordt het zwaarst aangerekend?

In navolging van een eerder arrest van de Hoge Raad komt de rechtbank Amsterdam op 8 augustus 2018 tot de conclusie dat de fout van een bestuurder die een bijzondere manoeuvre uitvoert  zwaarder wordt aangerekend dan de fout die de andere verkeersdeelnemer maakte.  De heldere overweging van de rechtbank hierbij is als volgt:

Vast staat dat [gedaagde 1] tegen de toegestane rijrichting inreed. [eiseres] heeft ten aanzien daarvan, onder verwijzing naar een vonnis van een Amsterdamse kantonrechter van 24 december 1974 (ECLI:NL:KTGAMS:1974:AJ4311, VR 1975,107), aangevoerd dat zij er bij het achteruit rijden niet op bedacht hoefde te zijn dat er ook verkeer vanuit de verkeerde rijrichting zou kunnen komen. Dit betoog slaagt niet, nu de verplichting van artikel 54 RVV 1990 naar aard en strekking absoluut is in die zin, dat zij geldt ten opzichte van iedere weggebruiker die op normale wijze (dat wil zeggen: anders dan via het verrichten van een bijzondere manoeuvre) aan het verkeer deelneemt, zoals het geval was met [gedaagde 1] . De rechtbank vindt steun voor dit oordeel in het arrest van de Hoge Raad van 17 september 2002 (ECLI:NL:HR:2002:AE4201), waarin de Hoge Raad heeft geoordeeld dat het oordeel van het gerechtshof Leeuwarden “dat art. 54 RVV 1990, inhoudende dat bestuurders die een bijzondere manoeuvre uitvoeren – waaronder achteruitrijden – het overige verkeer voor moeten laten gaan, prevaleert boven de voor dat overige verkeer geldende voorrangsregels” juist is.

Uitspraak: ECLI:NL:RBAMS:2018:5610

 


De opleiding schadebehandelaar financieel advieskantoor

In maart en september 2019 starten er nieuwe groepen voor de opleiding Schadebehandelaar financieel advieskantoor. Inschrijven is vanaf nu mogelijk.

In samenwerking met Anita Hol – Bubeck heeft Bureau DFO de opleiding Schadebehandelaar financieel advieskantoor ontwikkeld. De opleiding vindt plaats in 7 lesdagen verspreid over de maanden februari tot en met december.

Anita verzorgt alle schadeopleidingen en geeft haar opleidingen met vaart, humor en flair​.
Deze opleiding is voor iedereen die werkt of wil gaan werken als schadebehandelaar bij een financieel advieskantoor. Specifieke vooropleiding is niet vereist, maar kennis op het gebied van Wft schade particulier/zakelijk is wenselijk.

Tijdens deze dagen worden onderstaande vier kernblokken behandeld:

  • Schade bezitsverzekeringen
  • Schade aansprakelijkheidsverzekeringen
  • Schade motorrijtuigen verzekeringen
  • Schade overige varia, transport en technische verzekeringen

Interessant voor u?
In maart en september starten er nieuwe groepen.

Informatie/ aanmelden

Tarieven lopen achter op inflatie

Bureau DFO heeft eind 2018 uitgevraagd welke verrichtingentarieven financiële dienstverleners op dit moment hanteren bij:

  • Individuele arbeidsongeschiktheidsverzekeringen
  • Hypotheken
  • Overlijdensrisicoverzekeringen
  • Uitvaartverzekeringen

Naast de gebruikelijke tarieven voor advies en bemiddeling werd ook gevraagd naar tarieven voor aanvullende diensten.

Tarieven arbeidsongeschiktheidsverzekeringen
Nadat vanaf 2013 de tarieven voor advies en bemiddeling bij individuele AOV’s (fors) daalden, zien we nu weer een stijging van de gerapporteerde verrichtingentarieven. Gecorrigeerd voor inflatie is de stijging vanaf 2015 echter niet voldoende om de inflatie bij te houden.

Opvallend is dat relatief jonge kantoren een (veel) lager tarief voor advies en bemiddeling hanteren (onder de €600,-) dan kantoren die al langer dan 10 jaar bestaan; die brengen in veel gevallen meer dan €700,- in rekening.

Tarieven hypotheken
De tariefontwikkeling met betrekking tot hypotheekadvies en –bemiddeling laat een diverse beeld zien. Vanaf 2013 daalden deze tarieven scherp, vanaf 2015 was weer een duidelijke stijging te zien, waarbij de verrichtingentarieven zich nu rond de €2.300,- bevinden.

Hier valt op dat een kleine 40% van de respondenten aangeeft betaald advies te geven na het aflopen van een rentevastperiode.

Tarieven overlijdenrisicoverzekeringen
Na jaren van daling van de tarieven voor advies en bemiddeling in ORV’s, is nu een kleine stijging te zien. Die is echter bij lange na niet voldoende om de inflatie te compenseren.

Verklaarbaar is dat tarieven die in rekening worden gebracht bij het oversluiten van verpande ORV’s veel hoger liggen dan het oversluiten van niet-verpande ORV’s. Maar dat het tarief voor oversluiten van een verpande ORV gemiddeld ongeveer 50% hoger ligt dan het tarief van het oversluiten van een niet-verpande ORV, is verrassend.

Tarieven uitvaartverzekeringen
Tarieven voor advies en bemiddeling van uitvaartverzekeringen begeven zich al enkele jaren rond de €150,-. Wat veel kantoren zich wellicht niet goed realiseren, is dat door de inflatie het rendement op deze dienstverlening gestaag daalt.

Opvallend is hier dat ca. 50% van de kantoren een tarief in rekening brengt bij het bijverzekeren van een nieuw gezinslid.

U kunt het onderzoeksrapport nu bestellen

Bestel hier het volledige onderzoeksrapport.

DNB verstrekt aantal interessante cijfers en ontwikkelingen

De Nederlandsche Bank heeft eind 2018 haar Overzicht Financiële Stabiliteit gepubliceerd. In dit overzicht staat een aantal voor financieel adviseurs interessante cijfers en ontwikkelingen. In dit artikel vatten wij een aantal hiervan samen

Overzicht Financiële Stabiliteit
Tweemaal per jaar publiceert DNB het Overzicht Financiële Stabiliteit. De publicatie is bedoeld om lezers bewust te maken van mogelijke risico’s die naar het oordeel van DNB op dat moment binnen het financiële stelsel aanwezig zijn.

Aanhoudend lage rente leidt tot meer risicovol gedrag
DNB signaleert dat een aanhoudend lage rente bij beleggers ertoe kan leiden dat zij meer risico gaan nemen om hun rendementen op pijl te houden.

Nog maar 6% van de woningen ‘onder water’
Door de forse huizenprijsstijgingen neemt de onderwaterproblematiek snel af. In 2013 was nog bij ruim 35% van de huiseigenaren de waarde van de woning lager dan de hypotheekschuld. In het tweede kwartaal van 2018 was dit percentage gedaald naar krap 6%.

Verkoop boven vraagprijs
In Amsterdam en Utrecht wordt ongeveer 70% van de woningen boven de vraagprijs verkocht.

DNB acht verruiming leennorm ongewenst
Onverkorte toepassing van de huidige systematiek voor het bepalen van de Loan-to-Value en Loan-to-Income kan de leenruimte van huishoudens in de komende jaren fors laten oplopen. In sommige gevallen met meer dan 10% in 2021. Een hoge schuld maakt huishoudens echter kwetsbaar en draagt bij aan de oververhitting van de woningmarkt. DNB acht verruiming van de leennorm daarom ongewenst. Samen met AFM pleit DNB voor een algehele herziening van de leenruimtesystematiek.

Kwetsbaarheid verzekeringssector groot
Uit hoofdstuk 3 van het rapport blijkt dat DNB zorgen heeft over de kwetsbaarheid van de verzekeringssector. Zorgen die onder meer worden ingegeven door:

  • Het premievolume van levensverzekeringsproducten is sinds 2008 fors afgenomen. Verwacht wordt dat de markt voor individuele levensverzekeringen in de komende tijd verder zal krimpen;
  • De aanhoudend lage rente raakt levensverzekeraars hard omdat de langlopende verplichtingen voor 67% bestaan uit polissen waarop een rendementsgarantie rust. De gemiddelde rendementsgarantie op nieuwe polissen bedroeg in 2017 1,6% terwijl de gemiddelde garantie voor de bestaande portefeuille nog op 3,4% lag!

DNB verwacht dat de ontwikkeling zal zijn dat levensverzekeraars voor nieuwe posten minder en minder hoge rendementsgaranties gaan afgeven.

Bankrun en Verzekeraarsrun
Een bekend scenario is dat waarin geruchtenvorming ertoe kan leiden dat consumenten massaal hun gelden bij een bank opnemen waardoor de betreffende bank in financiële problemen geraakt. In het rapport wijst DNB erop dat een vergelijkbare situatie ook bij verzekeraars kan ontstaan. Hierbij wordt gedacht aan de situatie waarin consumenten binnen een korte periode een groot aantal polissen gaan afkopen of als bepaalde verzekeringen (tijdelijk) niet kunnen worden afgesloten.

Concentratie van verzekeraars
DNB signaleert een sterke consolidatieslag bij verzekeraars: Het aantal levensverzekeraars is in de afgelopen jaren gedaald van bijna 80 in 2005 naar ruim 30 nu. Het aantal schadeverzekeraars is in diezelfde periode gehalveerd naar 120.

Deze concentratie heeft ertoe geleid dat het marktaandeel van de vijf grootste verzekeraars op dit moment 87% bedraagt.

Verzekeraars systeemrelevant
Een financiële instelling is systeemrelevant wanneer zij bij een faillissement het financiële systeem en de reële economie kan ontwrichten. Door DNB zijn vijf Nederlandse banken als systeemrelevant aangemerkt: ING – Rabo – ABN AMRO – BNG – Volksbank. Omdat deze banken systeemrelevant zijn worden aanvullende eisen, waaronder additionele kapitaaleisen, gesteld.

Aan verzekeraars worden (nog) geen additionele kapitaaleisen gesteld. DNB signaleert echter dat de omvang van de vijf grootste Nederlandse verzekeringsgroepen vergelijkbaar of groter is dan van de kleinste Nederlandse systeembank. De vijf grootste verzekeringsgroepen zijn: AEGON-NN-Achmea-VIVAT-ASR.

Het rapport bevat meer interessante beschouwingen en kan via deze link in de inleiding worden gedownload.