De AFM heeft deze week aan vergunninghouders gevraagd een opgave te doen van het aantal werkzame personen binnen de onderneming. Dit ten behoeve van het bepalen van de heffingsmaatstaf voor de berekening van de door het kantoor te betalen kosten voor het doorlopend toezicht. De afgelopen jaren heeft de AFM deze vraag opgenomen in de jaarlijks in te vullen Marktmonitor, maar deze vragenlijst zal waarschijnlijk pas in het najaar worden uitgezet.
Tegelijkertijd heerst er binnen de samenleving op dit moment onrust en twijfel over de wijze waarop de financiële branche zich inspant om witwassen en financieren van terrorisme tegen te gaan. Deze maatschappelijke onrust richt zich tot dusver met name op aanbieders, zoals grootbanken.
De AFM grijpt de uitvraag van de heffingsmaatstaf echter aan om bij alle financiële dienstverleners te informeren naar de wijze waarop zij omgaan met de verplichtingen uit de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). Deze wet is in 2018 aangescherpt. Daarbij beperken de verplichtingen voor financiële dienstverleners zich niet meer tot het op de juiste wijze identificeren van relaties. Ook moet het kantoor nu zelf hebben geanalyseerd en hebben beschreven wat de risico’s zijn dat de onderneming zelf betrokken raakt bij witwassen en/of financieren van terrorisme.
Ook al is er nu geen sprake van een ‘officiële’ Marktmonitor, ook in deze situatie geldt dat op grond van de Wet op het financieel toezicht (Wft) vergunninghouders de AFM moeten voorzien van de gevraagde informatie. Daarbij is het natuurlijk een uitgemaakte zaak dat het kantoor de vragen naar waarheid beantwoordt.
Bureau DFO heeft de indruk dat veel kantoren nog niet (volledig) op de hoogte zijn van de nieuwe Wwft-verplichtingen. Zoals u van ons gewend bent, bieden wij u daarbij informatie en ondersteuning, bijvoorbeeld door het aanbieden van modeldocumenten. Ga naar onze website voor meer informatie over onze voorbeeld modeldocument procesbeschrijvingen op het gebied van Wwft.

Opleiding zakelijk schade
Adviseurs die -om wat voor reden dan ook- er niet in slagen om vóór 1 april 2019 de voor hen van toepassing zijnde PE-examens af te leggen, verliezen hun adviesbevoegdheid op die terreinen. Zij kunnen deze echter weer in kracht herstellen door het afleggen van een zgn. ‘bijzonder PE-examen’. Dit is een inhaalexamen, dat met ingang vanaf 1 april 2019 beperkt wordt aangeboden: om de vier maanden is het gedurende een kalenderweek mogelijk om een dergelijk bijzondere PE-examen af te leggen. Ook gelden er specifieke termijnen voor de aanmelding voor zo’n bijzonder PE-examen. Mocht u op zo’n bijzonder PE-examen zijn aangewezen, dan is een goede planning in de tijd dus noodzakelijk. Na het behalen van een bijzonder PE-examen wordt de adviesbevoegdheid opnieuw weer van kracht.