Let op: AFM informeert bij financiële dienstverleners naar naleving Wwft

De AFM heeft deze week aan vergunninghouders gevraagd een opgave te doen van het aantal werkzame personen binnen de onderneming. Dit ten behoeve van het bepalen van de heffingsmaatstaf voor de berekening van de door het kantoor te betalen kosten voor het doorlopend toezicht. De afgelopen jaren heeft de AFM deze vraag opgenomen in de jaarlijks in te vullen Marktmonitor, maar deze vragenlijst zal waarschijnlijk pas in het najaar worden uitgezet.

Tegelijkertijd heerst er binnen de samenleving op dit moment onrust en twijfel over de wijze waarop de financiële branche zich inspant om witwassen en financieren van terrorisme tegen te gaan. Deze maatschappelijke onrust richt zich tot dusver met name op aanbieders, zoals grootbanken.

De AFM grijpt de uitvraag van de heffingsmaatstaf echter aan om bij alle financiële dienstverleners te informeren naar de wijze waarop zij omgaan met de verplichtingen uit de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). Deze wet is in 2018 aangescherpt. Daarbij beperken de verplichtingen voor financiële dienstverleners zich niet meer tot het op de juiste wijze identificeren van relaties. Ook moet het kantoor nu zelf hebben geanalyseerd en hebben beschreven wat de risico’s zijn dat de onderneming zelf betrokken raakt bij witwassen en/of financieren van terrorisme.

Ook al is er nu geen sprake van een ‘officiële’ Marktmonitor, ook in deze situatie geldt dat op grond van de Wet op het financieel toezicht (Wft) vergunninghouders de AFM moeten voorzien van de gevraagde informatie. Daarbij is het natuurlijk een uitgemaakte zaak dat het kantoor de vragen naar waarheid beantwoordt.

Bureau DFO heeft de indruk dat veel kantoren nog niet (volledig) op de hoogte zijn van de nieuwe Wwft-verplichtingen. Zoals u van ons gewend bent, bieden wij u daarbij informatie en ondersteuning, bijvoorbeeld door het aanbieden van modeldocumenten. Ga naar onze website voor meer informatie over onze voorbeeld modeldocument procesbeschrijvingen op het gebied van Wwft.

Zwakke vakpers slecht voor intermediair

De kracht van het Nederlandse intermediair is haar kleinschaligheid. Juist de kleinschaligheid maakt het mogelijk een persoonlijke relatie op te bouwen met consumenten. Tegelijkertijd is die kleinschaligheid ook de zwakte van het Nederlandse intermediair. Er wordt weinig of geen informatie en kennis met elkaar gedeeld waardoor iedereen elke keer zelf het wiel moet uitvinden. Ook voor Bureau DFO wordt het steeds moeilijker om relevante benchmarks te ontwikkelen omdat kantoren geen informatie meer willen delen over de ontwikkelingen binnen het eigen kantoor. Dat is jammer want juist kleinere ondernemers willen zich kunnen spiegelen aan collega’s.

De beperkte bereidheid tot samenwerken is ook te zien in de organisatiegraad: De overgrote meerderheid van het intermediair kiest ervoor om hun belangen niet collectief te laten behartigen.

De assurantievakpers kan in zo een situatie een belangrijke rol vervullen. Zij  zorgt ervoor dat relevante informatie snel bij alle spelers, ook de kleinere, terechtkomt waardoor er in dat opzicht een level playing field ontstaat. Daarnaast heeft de assurantievakpers invloed op het gedrag van aanbieders, toezichthouders en politiek. Aanbieders en toezichthouders zijn extra voorzichtig met hun maatregelen om te voorkomen dat ze een “uitglijder”maken en via de vakpers aan de schandpaal worden genageld.

Naar ons oordeel heeft de vakpers een belangrijk samenbindende en een beschermende functie voor het onafhankelijke intermediair. Al geruime tijd maken wij ons zorgen over de kracht van deze vakpers.

We denken al enige tijd te zien dat de vakpers jaar op jaar zwakker wordt. Op zich niet verwonderlijk wanneer je kijkt naar de spectaculaire daling van het aantal advertenties. Waar vroeger elk nummer van het Verzekeringsblad of Assurantie Magazine makkelijk 20 pagina’s advertenties haalde, velen met steunkleur of full colour, heb je tegenwoordig meestal aan de vingers van één hand voldoende. Zelfs wanneer je een loopbaan in de houtzagerij hebt gehad. Het gevolg is dat de papieren versies allengs minder frequent uitkomen, bladen het voor hun jaarrendement steeds meer moeten hebben van door verzekeraars gesponsorde evenementen en de financiële ruimte voor echt journalistiek onderzoek steeds minder is geworden.

Dit allemaal is geen verwijt aan de journalisten. Die doen hun best en moeten roeien met de te kleine riemen die ze hebben.

Een volgend hoofdstuk in de overlevingsstrijd die de vakpers voert, lijkt nu aangebroken. Assurantie Magazine heeft besloten om haar nieuws, ook via internet, alleen nog maar betaald aan te bieden. Op zich een legitieme gedachte. Een goed journalistiek product heeft waarde. Waarom zou je daar geen vergoeding voor mogen vragen?

Toch vrezen wij dat in deze markt het intermediair niet bereid zal zijn massaal maandelijks een kleine vergoeding te betalen voor het nieuws dat Assurantie Magazine verschaft. Daarmee komt de vakpers verder onder druk te staan. De vraag is echter of er nog een weg terug is?

Wij betreuren dat omdat we oprecht geloven dat binnen het intermediaire systeem – zoals wij dat kennen – een goed functionerende, onafhankelijke vakpers versterkend werkt. Maar ook menen wij dat afwezigheid van zo een vakpers het onafhankelijk intermediaire systeem verzwakt.

De sector zou er naar het oordeel van Bureau DFO daarom goed aan doen om te onderzoeken of via een sectorfonds een onafhankelijke en sterke vakpers kan worden geborgd.

 

Kantoren verschuiven aandacht naar zakelijk schade

Binnenkort komt Bureau DFO met een onderzoek naar de activiteiten van financieel advieskantoren op de markt van zakelijk schade. Enkele trends die we nu al vermelden:

  • Uit het onderzoek komt naar voren dat een groeiend aantal kantoren meer aandacht aan deze activiteiten gaan geven. Belangrijke argumenten hiervoor zijn:
    • Gunstiger verdienmodel;
    • Binnen kantoor is noodzakelijke kennis aanwezig;
    • Mogelijkheid om meer toegevoegde waarde te leveren.
  • Opvallend is dat de meerderheid van de kantoren bij de focus op zakelijk schade geen specifieke doelgroep binnen het MKB kiest, maar zich vooral richt op het lokale MKB.
  • De meerderheid van de ondernemers geeft aan geen bijzondere waarde te hechten aan een keurmerk voor financieel dienstverleners die gespecialiseerd zijn in zakelijk schade.
  • Kijkend naar de komende vijf jaar verwacht het overgrote deel van de adviseurs dat de problematiek waarover binnen het MKB geadviseerd wordt, complexer wordt en daarmee de eisen die aan adviseurs gesteld worden hoger.
    Serviceproviders

    Bureau DFO ziet dat waar SureBusiness tot nu toe een van de weinige serviceproviders is die zich uitsluitend richt op zakelijk schade, dat andere serviceproviders hun activiteiten op het gebied van zakelijk schade, naast particulier schade, nu ook gaan uitbreiden. Wij verwachten dat in de komende tijd meer serviceproviders hun dienstverlening op het gebied van zakelijk schade nadrukkelijker onder de aandacht van het intermediair gaan brengen.

Opleiding zakelijk schade
In april start bij Bureau DFO weer de vierdaagse opleiding zakelijk schade. Voor deze opleiding zijn nog twee plaatsen beschikbaar. Wilt u hierover meer informatie ontvangen dan kunt u deze vinden op de volgende link.

Aandacht voor specialisatie agrarische sector
Bureau DFO start binnenkort met activiteiten voor kantoren die zich op het gebied van zakelijke verzekeringen willen richten op de agrarische sector (poten, vleugels en wortels).  Wilt u op de hoogte blijven van deze activiteiten dan kunt u een mail sturen aan rvanbommel@dfobv.nl

Eerbiedigende werking provisie van voor 2013 onderwerp van bezinning

Op 15 januari van dit jaar heeft minister van Financiën, Wopke Hoekstra, een brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer gezonden. In deze brief geeft hij een overzicht van de vervolgstappen die hij in de komende tijd op een aantal terreinen wil zetten.

Verschillende onderwerpen
In zijn brief behandelt de minister verschillende onderwerpen. Onder meer de voorgenomen invoering van de wettelijke bescherming van het begrip onafhankelijk adviseur en invoering van actieve transparantie van provisie bij schadeverzekeringen.

Een van de onderwerpen die ook in de brief zit “verstopt” betreft de aankondiging om te gaan onderzoeken of er gekomen moet worden tot aanpassing van de eerbiedigende werking ten aanzien van provisie van voor 2013.

Eerbiedigende werking
Met ingang van 2013 werd voor een groot aantal financiële producten provisie verboden. Naast bijvoorbeeld Hypotheken gold dit ook voor Uitvaart, Arbeidsongeschiktheid en Overlijdensrisicoverzekeringen.

Destijds hebben de beroepsorganisaties zich met succes ervoor sterk gemaakt dat het verbod alleen zou gelden voor verzekeringen die ná 1 januari 2013 nieuw werden afgesloten. Het verbod op provisie geldt op grond van art. 86b Bgfo dus niet voor de verzekeringen die op dat moment al waren afgesloten. Tot op de dag van vandaag mogen verzekeraars over deze verzekeringen dus provisie betalen.

Voor- en nadelen
Het voordeel van de afspraak die in 2013 is gemaakt, is dat financieel advieskantoren de gelegenheid kregen om hun verdienmodel aan te passen en de kosten kunnen terugverdienen die ze hadden gemaakt om de verzekering destijds tot stand te brengen.

Het nadeel is echter dat adviseurs financieel nadeel lijden indien zij na 2013 de verzekerde adviseren de verzekering over te sluiten naar een nieuwe aanbieder. Op het moment van oversluiten verliezen zij namelijk de provisierechten. Dit kan in de visie van de minister goede advisering belemmeren.

Aankondiging onderzoek
De minister kondigt nu een onderzoek aan of de eerbiedigende werking van provisierechten die zijn ontstaan over verzekeringen die voor 2013 zijn afgesloten, gehandhaafd moet worden. Een dergelijk onderzoek wordt alleen aangekondigd indien er in de ogen van de minister sterke argumenten zijn om deze eerbiedigende werking nu of binnen afzienbare termijn te beëindigen. Gelet op deze aankondiging is het dus verstandig om bij het budgetteren voor de komende jaren of bij het bepalen van de koopprijs van een portefeuille rekening te houden met de kans dat deze eerbiedigende werking beëindigd zal kunnen worden.

PE blijft lastig onderwerp

In de afgelopen weken is er in de media het nodige geschreven over het PE-bouwwerk. Uit de vele vragen die Bureau DFO krijgt, blijkt dat er veel onduidelijkheid is. Wij vatten kort een aantal zaken samen:

PE-examen niet tijdig gehaald: bijzonder examen afleggen

Adviseurs die -om wat voor reden dan ook- er niet in slagen om vóór 1 april 2019 de voor hen van toepassing zijnde PE-examens af te leggen, verliezen hun adviesbevoegdheid op die terreinen. Zij kunnen deze echter weer in kracht herstellen door het afleggen van een zgn. ‘bijzonder PE-examen’. Dit is een inhaalexamen, dat met ingang vanaf 1 april 2019 beperkt wordt aangeboden: om de vier maanden is het gedurende een kalenderweek mogelijk om een dergelijk bijzondere PE-examen af te leggen. Ook gelden er specifieke termijnen voor de aanmelding voor zo’n bijzonder PE-examen. Mocht u op zo’n bijzonder PE-examen zijn aangewezen, dan is een goede planning in de tijd dus noodzakelijk. Na het behalen van een bijzonder PE-examen wordt de adviesbevoegdheid opnieuw weer van kracht.

Overigens zal zo’n bijzonder PE-examen uitgebreider en dus zwaarder zijn dan een regulier PE-examen. Niet alleen wordt bij de vraagstelling geput uit onderwerpen uit meerdere periodes, ook worden vaardigheden en competenties tot op zekere hoogte weer getoetst. Daarnaast bestaat de mogelijkheid dat er een casus moet worden uitgewerkt.

Schrijnende situaties
In de aanloop naar 1 april 2017 (de datum waarop alle adviseurs in het bezit moesten zijn van voor hen relevante Wft-diploma’s ‘nieuwe stijl’) gold een overgangsregeling voor adviseurs die er om legitieme redenen niet in waren geslaagd om tijdig hun PE-plus-examens te behalen. De zogenaamde schrijnende situaties. Zo’n formeel ingestelde overgangsperiode is er nu niet. Maar het is nog wel steeds mogelijk om in voorkomende situaties bij de AFM een tijdelijke ontheffing te vragen voor het afleggen van het PE-examen. Een dergelijk verzoek moet wel met legitieme redenen worden onderbouwd; de belanghebbende adviseur zal aan voorwaarden moeten voldoen:

  1. De aanvrager (financieel dienstverlener) dient aan te tonen dat redelijkerwijs niet kan worden voldaan aan de diplomaplicht; en
  2. De aanvrager dient aan te tonen dat de doeleinden die de diplomaplicht beoogt te bewerkstelligen anderszins worden bereikt.

De AFM beoordeelt op zorgvuldige wijze of aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan en of een tijdelijke ontheffing kan worden verleend. Bij haar oordeelsvorming baseert de AFM zich op de vereisten en uitgangspunten die voortvloeien uit de wet, het ontheffingsbeleid en relevante informatie waarover zij vanuit haar toezicht beschikt.

Voor het aanvragen van een tijdelijke ontheffing is een speciaal aanvraagformulier beschikbaar. 

Opnieuw examen doen?
Dan was er in de media ook nog een bericht van Hoffelijk Financieel waarin werd aangegeven dat adviseurs van wie de adviesbevoegdheid is verlopen, deze niet langer kunnen herstellen door opnieuw Wft-examen te doen. Dick van Velzen van NIBE-SVV reageerde in zijn blog direct met de mededeling dat dit bericht van Hoffelijk Financieel onjuist was: https://www.nibesvv.nl/NIBESVV-Nieuws/Onnodige-paniek-om-het-bijzondere-PE-examen.html

Bureau DFO heeft daarom maar zelf contact met het CDFD gezocht. Onze conclusie: goed dat Hoffelijk Financieel op deze mogelijke interpretatie van de internetconsultatie heeft gewezen, maar wij verwachten dat na het verschijnen van de definitieve versie er geen aanleiding meer is deze interpretatie te handhaven.