Aandacht voor risico’s in het hypotheekadvies blijft nodig

Kijken we naar het aantal afgesloten aflosverzekeringen dan lijken hypotheekadviseurs minder aandacht te schenken aan het risico van arbeidsongeschiktheid, werkloosheid en overlijden dan in het verleden het geval was. Indien dit correct is, dan is dit geen goede ontwikkeling.

Norm in het publiekrecht
Artikel 4:23 Wft verplicht de hypotheekadviseur bij het formuleren van zijn advies met betrekking tot de hypothecaire geldlening ook aandacht te besteden aan de vraag of de consument de verplichtingen uit de lening kan dragen bij calamiteiten zoals overlijden, werkloosheid en arbeidsongeschiktheid.

In het adviesdossier dienen cijfermatige uitwerkingen aanwezig te zijn waaruit blijkt dat deze analyses zijn gemaakt.

Indien blijkt dat bij een dergelijke calamiteit de woonlasten niet voor de consument draagbaar zijn, dan is er geen sprake van een advies conform artikel 4:23 Wft indien zonder nadere toelichting de hypotheek toch zonder een aflosverzekering wordt afgesloten.

Uiteraard heeft de consument het recht om het betreffende risico bewust te aanvaarden en geen aflosverzekering af te sluiten. Maar vanuit de systematiek van de Wft zal de adviseur in dat geval moeten kunnen aantonen, dat hij:

  • Een goede cijfermatige analyse heeft gemaakt van het financiële gat dat bij een dergelijke calamiteit ontstaat;
  • Met de consument deze cijfers indringend heeft doorgenomen;
  • De consument uitgebreid heeft gewezen op de mogelijke consequenties indien zonder voorzieningen toch een dergelijke calamiteit optreedt. Een dergelijke consequentie kan in het uiterste geval zijn het (eventueel met verlies) gedwongen verkopen van de woning.

De financieel adviseur kan dus niet volstaan met het eenvoudigweg in zijn dossier noteren dat de consument geen prijs stelt op een advies met betrekking tot het afdekken van deze risico’s en/of dat de consument zelf zich gaat oriënteren op de noodzaak van deze aflosverzekering .

Het advies inzake de hypotheek omvat tevens een beoordeling van de betaalbaarheid bij calamiteiten. Zonder deze beoordeling is er gewoon geen sprake van een goed hypotheekadvies. De uitkomst van deze beoordeling zal op afdoende wijze met de consument besproken moeten worden. De adviseur die over hypotheken wil adviseren, heeft dus op grond van de Wft geen vrijheid om het risico van arbeidsongeschiktheid, werkloosheid en overlijden onbehandeld te laten. 

Norm in het privaatrecht
De geschillencommissie KiFiD heeft recent een uitspraak gedaan waarin op kunstige wijze een brug is gelegd tussen het privaatrecht en het publiekrecht. Dit doet de geschillencommissie door uit te spreken dat de consument van een redelijk handelend en redelijk bekwaam adviseur mag verwachten dat deze de eisen die het publiekrecht aan hem stelt zal nakomen. (Zie uitspraak 2019: https://www.kifid.nl/wp-content/uploads/2019/03/Uitspraak-2019-180-Bindend-1.pdf)

Los van deze uitspraak geldt in het privaatrecht dat de consument van de adviseur een prestatie mag verwachten, zoals die in gelijke situaties door een redelijk handelend en redelijk bekwaam adviseur geleverd zal worden.

Ook naar de normen van het privaatrecht zal een redelijk handelend en redelijk bekwaam adviseur niet te lichtvaardig voorbij mogen gaan aan de risico’s zoals deze hierboven zijn beschreven. Ook zal niet worden geaccepteerd dat de adviseur te gemakkelijk en te snel meegaat in een signaal van de klant dat deze risico’s hem “niet interesseren” en hij alleen over het hypothecair krediet wil praten. Zeker wanneer bij een analyse van de portefeuille van het betreffende kantoor zou blijken dat er nog maar incidenteel een aflosverzekering wordt afgesloten, kan dit tot de verdenking leiden dat de desinteresse meer aan de kant van de adviseur dan aan de kant van de klant zit.

Nieuw in deze materie is dat meerdere aanbieders het voor veel doorsnee situaties steeds eenvoudiger maken om ten behoeve van consumenten zonder medische problemen, via de adviseur/bemiddelaar, direct een aflosverzekering af te sluiten. Een argument dat een dergelijke verzekering de voortgang van het hypotheekadviestraject te veel vertraagt, komt daarmee te vervallen.

Terug naar de Nieuwsbrief Actualiteiten

AFM vraagt naar de wijze waarop kantoor de Wwft naleeft

Financiële advieskantoren die bemiddelen in levensverzekeringen hebben van de AFM het verzoek gekregen om vragen te beantwoorden over de wijze waarop het kantoor de verschillende verplichtingen uit de Wwft naleeft. Deze uitvraag past in het beeld dat de samenleving, inclusief politiek en toezichthouders, het tegengaan van het witwassen van geld resp. het financieren van terrorisme tot topprioriteit heeft verheven. In deze nieuwsbrief zetten we een aantal zaken waaraan elk advieskantoor moet denken op een rij.

Nog even recapituleren

Op 25 juli 2018 is de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) gewijzigd. Voor financieel advieskantoren gelden de volgende hoofdlijnen:

1.     Levensverzekeringen
De eisen gelden voor bemiddelaars in levensverzekeringen. Onder bemiddelen wordt verstaan het tot stand brengen van een levensverzekering tussen een particulier of bedrijf en een verzekeraar en het assisteren bij het beheer en uitvoering van deze verzekering.

Het zal echter duidelijk zijn dat – indien een financieel advieskantoor in het kader van een schadeverzekering signalen krijgt dat de klanten of de gewenste schadeverzekering deel uitmaken van een poging tot witwassen of terrorisme – het kantoor niet de andere kant op kan kijken onder het motto dat de Wwft alleen geldt voor bemiddelaars in levensverzekeringen.


2.     Cliëntenonderzoek
Bij elke klant voor wie wordt bemiddeld voor een levensverzekering moet op basis van een risico-afweging een cliëntenonderzoek plaatsvinden. Dit geldt sowieso voor alle nieuwe klanten maar ook voor de bestaande klanten met een levensverzekering, die eerder nog niet aan een cliëntenonderzoek onderworpen zijn geweest.

Daarbij is de vrijstelling vervallen, zoals die eerder gold voor polissen waarvan de jaarlijkse premie minder dan € 1.000,- bedraagt of die in het verleden zijn gesloten tegen een eenmalige premie van minder dan € 2.500,-. Wel is het toegestaan ervan uit te gaan dat levensverzekeringspolissen met een lage premie als lager risico worden gezien. In deze gevallen kan doorgaans een vereenvoudigd cliëntenonderzoek (zie onder punt 5) worden uitgevoerd.

Desalniettemin: de AFM eist nu, dat – wanneer deze klanten niet eerder een cliëntenonderzoek hebben ondergaan – dit ‘onmiddellijk in gang wordt gezet‘. Nadrukkelijk merkt de AFM op dat kantoren zich van deze verplichting niet kunnen afmaken met de veronderstelling dat de verzekeraar hiervoor verantwoordelijk is.

Euro banknotes on a clothesline against cloudy sky

3.     Meldplicht
Signaleert het kantoor ongebruikelijke situaties dan geldt er een meldplicht. Deze signalen moeten (online) gemeld worden bij de Financial Intelligence Unit Nederland (FIU).

4.     Periodieke opleidingen
Financieel dienstverleners zijn verplicht om periodiek opleidingen aan hun medewerkers aan te bieden waarin zij leren ongebruikelijke transacties te herkennen en een cliëntenonderzoek goed en volledig te kunnen uitvoeren.

5.     Risicobeoordelingen moeten worden vastgelegd
Financieel dienstverleners zijn verplicht om een eigen risicoclassificatie op te stellen ten aanzien van de klanten aan wie zij hun diensten verlenen. Voor de hand ligt een volgende indeling:

  1. Klanten die een hoger risico vormen op betrokkenheid bij witwassen of financieren van terrorisme, moeten in hogere risicoklasse worden ingedeeld. Deze klanten moeten worden onderworpen aan een diepgaander (‘verscherpt’) cliëntenonderzoek.
  2. Bij klanten die een gemiddeld risico vormen, kan een standaard cliëntenonderzoek volstaan.
  3. Een vereenvoudigd cliëntenonderzoek is toereikend bij klanten bij wie een laag risico bestaat op witwassen en financieren van terrorisme.

Vervolgens zijn financiële dienstverleners verplicht om per klant de risicobeoordeling en –indeling vast te leggen, op een zodanige wijze dat deze op verzoek aan de toezichthouders kunnen worden getoond.

Knelpunt ligt bij risicobeoordeling
Voor de meerderheid van de financieel advieskantoren zal het knelpunt van de nieuwe Wwft-eisen liggen bij de risicobeoordeling. De AFM geeft hiervoor geen concrete handvatten, maar verwijst de adviseur naar verschillende (externe) rapporten, in totaal ruim 300 pagina’s, waaruit de bemiddelaar zelf de indicatoren moet halen die betrokken worden bij de diepgang van de risicobeoordeling. Ook de toezichthouder zal kunnen voorzien dat dit op deze wijze niet zal werken, zoals dat de bedoeling is. Met name de risicobeoordeling zal in de praktijk niet goed van de grond komen. Vooral kantoren die bijvoorbeeld al een omvangrijke bestaande leven portefeuille hebben, zullen hier lastig capaciteit voor kunnen vrijmaken.

Voor nu vooral gezond verstand gebruiken
Het gemiddelde financieel advieskantoor bestaat nog steeds uit een beperkt aantal werkzame personen. Deze kantoren beschikken niet over aparte, goed opgeleide compliance functionarissen of stafafdelingen die rapporten kunnen analyseren en vertalen naar beleid voor het kantoor.

Voor nu adviseert Bureau DFO bemiddelaars vooral hun ‘gezonde verstand’ te gebruiken. Dat ‘gezonde verstand’ zal dan vanzelf zijn werk doen wanneer het kantoor te maken krijgt met situaties als hieronder zijn opgenomen of situaties die daarop lijken:

  • Verzoeken tot aangaan van transacties die niet passen in het ‘plaatje’ van de klant, bijvoorbeeld hoge leningen of verzekerde bedragen voor mensen met een beperkt inkomen.
  • Vragen of bepaalde financiële verplichtingen ook in bitcoins en ander virtueel geld kunnen worden betaald.
  • Bij het afsluiten van een levensverzekering een meer dan gemiddelde belangstelling bestaat bij de vraag wanneer de verzekering weer kan worden afgekocht en welke waarde dan wordt uitgekeerd.
  • Het opnemen van begunstigden op een levensverzekering waarbij volledig onduidelijk is wat de relatie is tussen de klant en die begunstigde.
  • Verzekeringen waarbij ondernemingen zijn betrokken met een stapeling van BV’s, al dan niet gedeeltelijk in het buitenland gevestigd, waardoor onduidelijk is en blijft wie uiteindelijk belang heeft bij het betreffende financiële product.

Twijfels bespreekbaar maken
Komt het kantoor een dergelijke situatie tegen dan adviseert Bureau DFO om dit bespreekbaar te maken. Dat kan bijvoorbeeld met:

  • De compliance afdeling van de verzekeraar die mogelijk bij het product betrokken is of wordt;
  • De Financial Intelligence Unit Nederland. Op werkdagen(!) tussen 08.30-21.00 bereikbaar;
  • De AFM;
  • Uw brancheorganisatie;
  • Uw franchiseorganisatie.

Brochure
De AFM heeft over de Wwft een brochure uitgegeven. Deze kunt u via deze link downloaden.

Meer weten?
Heeft u behoefte aan meer informatie om aan de eisen zoals de AFM die stelt te voldoen? Bureau DFO kan u daarbij helpen. U vindt deze informatie op https://www.dfobv.nl/product/model-processen-wwft-en-sanctiewet/

of op onze Kennisbank

Terug naar de Nieuwsbrief Actualiteiten

 

Nationaal Regime en Vakbekwaamheid financiële dienstverleners onder MiFID II

Er is enige tijd onduidelijkheid geweest over de vraag welk effect de herziene richtlijn MiFID II heeft op de vakbekwaamheidseisen voor financiële dienstverleners, die gebruik maken van het Nationaal Regime MiFID. Vooral beleggingsondernemingen hebben te maken met de nieuwe eisen. In dit artikel proberen wij deze vraag te beantwoorden.

Om de vraag te beantwoorden welke consequenties de nieuwe regels voor u als onderneming hebben, moet allereerst de vraag worden beantwoord of u als adviseur/bemiddelaar wordt beschouwd of als beleggingsonderneming.

Adviseurs en bemiddelaars
Het Nationaal Regime is vooral relevant voor financiële dienstverleners die adviseren in hypothecair krediet en/of vermogen. Het Nationaal Regime stelt deze ondernemingen in staat om advies te geven over gecombineerde producten met een beleggingscomponent (zoals effectenhypotheken, losse beleggingsrekeningen, etc.). Daarnaast kunnen zij voor deze producten orders ontvangen en doorgeven. Onder het Nationaal Regime mogen zij deze diensten ook verlenen bij beleggingsfondsen zonder dat er sprake is van een gecombineerd product. Zij moeten dan op hun Wft-vergunning wel hebben laten aantekenen dat zij mogen adviseren in deelnemingsrechten in beleggingsinstellingen.

Beleggingsondernemingen
Wanneer de onderneming uitsluitend diensten wil verlenen met betrekking tot deelnemingsrechten in beleggingsinstellingen en geen diensten verleent op het gebied van verzekeringen, kredieten, pensioenen, etc., dan wordt de onderneming beschouwd als een beleggingsonderneming.

Om in deze situatie gebruik te maken van het Nationaal Regime moeten deze ondernemingen een verlichte vergunning als beleggingsonderneming hebben. Zij worden daarbij van een aantal vergunningseisen vrijgesteld. Deze vergunning wordt aangeduid als nationaal regimevergunning (NR-vergunning).

Voor adviseurs/bemiddelaars volstaat diploma Wft Vermogen
Adviseurs/bemiddelaars onder het Nationaal Regime moeten zorgen voor vakbekwame beleggingsdienstverlening aan klanten. Hun medewerkers die zich met deze dienstverlening bezighouden, moeten over het Wft-diploma Adviseur Vermogen beschikken en op de hoogte zijn van actuele ontwikkelingen. Ontwikkelingen die relevant zijn voor de werkzaamheden onder het Nationaal Regime, worden via de reguliere PE-examens en –programma’s afgedekt.

Beleggingsondernemingen moeten voldoen aan ESMA-richtsnoeren
De European Securities and Markets Authority (ESMA, zeg maar de Europese toezichthouder op de financiële markten) heeft algemene richtsnoeren opgesteld voor de vakbekwaamheid van beleggingsondernemingen.

In deze richtsnoeren wordt onderscheid gemaakt tussen medewerkers die informeren en medewerkers die adviseren. Voor beide categorieën medewerkers is een afzonderlijke lijst met criteria opgesteld. In beide lijsten is bijvoorbeeld opgenomen dat de medewerkers over de nodige kennis en bekwaamheid beschikken om:

  1. de belangrijkste kenmerken, risico’s en aspecten te begrijpen van de beleggingsproducten die de onderneming aanbiedt;
  2. het totaalbedrag van de kosten en lasten te begrijpen die door de cliënt moeten worden gemaakt voor transacties in een beleggingsproduct;
  3. te begrijpen hoe financiële markten werken en hoe deze de waarde en de prijsstelling van beleggingsproducten beïnvloeden.

Er worden voor de beleggingsonderneming dus geen concrete opleidings- of diploma-eisen gesteld. De beleggingsonderneming moet zelf beoordelen of de medewerkers blijvend voldoen aan de vakbekwaamheidseisen uit de ESMA-richtsnoeren.

Terug naar de Nieuwsbrief Actualiteiten